regels en richtlijnen

Regels en Richtlijnen
van de Examencommissie 1998

Artikel 1. Toepasselijkheid van de regels en richtlijnen

Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens en examens van de opleidingen Economie, Fiscale economie, Informatica & Economie en Econometrie, alsmede de korte opleiding Japankunde, verder te noemen: de opleidingen.
De opleidingen worden verzorgd binnen de Faculteit der Economische Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam, verder te noemen: de faculteit.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder:

  1. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
  2. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; voor de verdere toepassing van dit reglement worden hieronder ook de als extraneus en de als cursist ingeschrevenen verstaan;
  3. propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 van de wet;
  4. post-propedeuse: het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeuse, als bedoeld in artikel 7.30 van de wet, hierna te noemen het doctoraal respectievelijk de doctoraalfase;
  5. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet;
  6. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen:
  7. studiepunt: eenheid waarin de integrale studielast wordt uitgedrukt, waarbij één studiepunt staat voor 40 studiebelastinguren;
  8. examencommissie: de in artikel 7.12 van de wet bedoelde commissie ten behoeve van het afnemen van examens en ten behoeve van de organisatie en de coördinatie van de tentamens van de opleidingen binnen de faculteit;
  9. examen: de totale beoordeling van de door de student voor de afzonderlijke onderdelen verrichte prestaties als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; voornoemde onderdelen vormen gezamenlijk een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student;
  10. tentamen: een schriftelijk, mondeling of ander onderzoek, waaronder inbegrepen practica, of een combinatie hiervan, naar het inzicht, de kennis en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de resultaten van dat onderzoek;
  11. studiejaar: het studiejaar loopt van 1 september tot en met 31 augustus daaropvolgend;
  12. wetenschappelijk personeel:
  13. wetenschappelijke staf:
  14. faculteitsreglement: het in artikel 9.14 van de wet bedoelde reglement van de faculteit;
  15. capaciteitsgroepen: de in artikel 22 van het faculteitsreglement genoemde capaciteitsgroepen;
  16. onderwijs- en examenregeling: de door de decaan per opleiding vastgestelde regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet.

Artikel 3. Dagelijkse gang van zaken in de examencommissie

De voorzitter en de secretaris van de examencommisie zijn samen met het hoofd Sectie Examens Economie van het Bureau Studentenadministratie belast met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie.

Artikel 4. Het afnemen van het examen, (sub)onderdeel of tentamen

  1. In elk van de in artikel 7.10 van de wet bedoelde tentamens wordt het onderzoek verricht en wordt het resultaat daarvan beoordeeld door de door de examencommissie daartoe aangewezen examinator(en). De leden van de wetenschappelijke staf zijn in ieder geval examinator ten behoeve van de door hen verzorgde onderwijseenheden, alsmede van de scriptie.
  2. Ingeval in hetzelfde (sub)onderdeel al dan niet te zelfder tijd door meer dan één examinator het onderzoek wordt verricht en het resultaat daarvan wordt beoordeeld, ziet de examencommissie erop toe, dat die examinatoren beoordelen aan de hand van dezelfde normen. Daartoe worden de desbetreffende normen tevoren schriftelijk vastgelegd. Zo nodig wijst de examencommissie een voor het examineren eerstverantwoordelijke examinator aan.
  3. De Sectie Examens Economie van het Bureau Studentenadministratie stelt vast of is voldaan aan de voorwaarden met het oog op de toelating tot het afleggen van het examen dan wel van een of meer (sub)onderdelen daarvan.
  4. De scriptie wordt beoordeeld door een scriptiecommissie. Deze commissie bestaat uit ten minste twee leden: de scriptiebegeleider en een meelezer. De samenstelling van de commissie dient verder aan de volgende eisen te voldoen:
    1. de leden van de scriptiecommissie dienen lid te zijn van de wetenschappelijke staf van de faculteit;
    2. leden, niet behorend tot de wetenschappelijke staf of afkomstig van buiten de faculteit, dienen door de examencommissie bij afzonderlijke beschikking als examinator te zijn aangewezen. Hiertoe dient de desbetreffende student vooraf een schriftelijk verzoek in bij de examencommissie;
    3. de student wordt in de gelegenheid gesteld zijn scriptie toe te lichten tijdens een zitting van de scriptiecommissie. De zitting is besloten, tenzij de scriptiecommissie in bijzondere gevallen anders heeft bepaald. Het cijfer voor de scriptie wordt direct in aansluiting op de zitting vastgesteld door de scriptiecommissie. De beoordeling geschiedt in unanimiteit. Aan de beoordeling dienen alle leden van de scriptiecommissie deel te nemen. In geval van overmacht kan de scriptie ook door één lid van de scriptiecommissie worden beoordeeld.

    Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een zitting van de scriptiecommissie achterwege blijft. In dat geval wordt de scriptie beoordeeld door de scriptiebegeleider. Alsdan wordt geen cijfer vastgesteld, maar wordt de kwalificatie 'voldaan' toegekend.

  5. Indien sprake is van een stage-scriptie-combinatie als bedoeld in de Bijlagen bij de onderwijs- en examenregeling van de opleiding Economie, wordt de stage beoordeeld door de scriptiebegeleider. Alsdan wordt geen cijfer vastgesteld, maar wordt de kwalificatie 'voldaan' toegekend.

Artikel 5. Aantal personen bij mondeling tentamen

Met de instemming van de te examineren personen kan een examinator besluiten, dat een bepaald tentamen door hen mondeling tezamen zal worden afgelegd.

Artikel 6. De vaststelling van de uitslag van het examen

  1. De voorzitter van de propedeuse-examencommissie economie stelt namens de examencommissie de uitslag van het propedeutisch examen van de opleiding Economie vast door ondertekening van het getuigschrift.
  2. De voorzitter van de propedeuse-examencommissie informatica & economie stelt namens de examencommissie de uitslag van het propedeutisch examen van de opleiding Informatica & Economie vast door ondertekening van het getuigschrift.
  3. De voorzitter van de propedeuse-examencommissie econometrie stelt namens de examencommissie de uitslag van het propedeutisch examen van de opleiding Econometrie vast door ondertekening van het getuigschrift.
  4. De scriptiebegeleider of een ander lid van de scriptiecommissie als bedoeld in artikel 4.4 stelt namens de examencommissie de uitslag van het doctoraal examen van de opleiding Economie, Fiscale economie, Informatica & Economie, danwel Econometrie, vast door ondertekening van het desbetreffende getuigschrift.
  5. De opleidingsdirecteur van de korte opleiding Japankunde stelt namens de examencommissie de uitslag van het afsluitend examen van de korte opleiding Japankunde vast door ondertekening van het getuigschrift.

Artikel 7. Judicium

  1. In geval de geëxamineerde tijdens het afleggen van het examen blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan dit op het getuigschrift worden vermeld met de woorden 'cum laude' dan wel 'met lof' (cijfer: 8,25 of hoger).
  2. Andere judicia dan 'cum laude' of 'met lof' worden op de cijferlijst vermeld. Deze judicia luiden: 'goed' (cijfer: 8), 'ruim voldoende' (cijfer: 7) en 'voldoende' (cijfer: 6).
  3. Judicia worden vastgesteld op basis van het gemiddelde van de cijfers voor de onderdelen als bedoeld in het artikel van de desbetreffende onderwijs- en examenregeling met betrekking tot de samenstelling van het desbetreffende examen, waarbij voor hooguit 40% van de onderdelen een vrijstelling is gegeven.
  4. Geen judicium wordt vastgesteld, indien voor de Scriptie vrijstelling is gegeven, danwel voor de Scriptie geen cijfer maar de kwalificatie 'voldaan', als bedoeld in artikel 4 lid 4, is toegekend.
  5. Voor de vaststelling van het judicium is het bepaalde in artikel 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Het getuigschrift en de cijferlijst

  1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift wordt ondertekend door ten minste twee door de examencommissie aan te wijzen leden of examinatoren. De uitreiking geschiedt in het openbaar, tenzij de examencommissie of examinator in bijzondere gevallen anders heeft bepaald.
  2. Op de van het getuigschrift deel uitmakende cijferlijst worden de tot het examen behorende onderdelen met de behaalde (eind)resultaten en de studiebelasting vermeld. Daarenboven worden vermeld, alle niet tot het examen behorende onderdelen waarin, voordat over de uitslag van het examen is beslist, op verzoek van de student is geëxamineerd, mits die onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd.

Artikel 9. De tijdstippen

  1. Schriftelijk af te nemen tentamens worden afgenomen op de tijdstippen die ten minste twee maanden tevoren door de examencommissie worden vastgesteld, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen van de desbetreffende onderwijs- en examenregeling met betrekking tot de volgorde en de tijdvakken waarbinnen tentamens worden afgenomen. Indien in bijzondere gevallen wordt afgeweken van het tentamenrooster, is de examencommissie niet gebonden aan de in de voorgaande zin bedoelde termijn.
  2. Bij de vaststelling van de tijdstippen bedoeld in het eerste lid wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens samenvallen.
  3. De in het eerste lid bedoelde tijdstippen worden, met het oog op een adequate bekendmaking daarvan, medegedeeld aan het hoofd van het Bureau Studentenadministratie.
  4. Mondeling af te nemen tentamens worden op een door de examinator dan wel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de student, te bepalen tijdstip afgenomen, met inachtneming van het bepaalde in het artikel van de desbetreffende onderwijs- en examenregeling met betrekking tot mondelinge tentamens.
  5. Het bepaalde in het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de examens of tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen.

Artikel 10. De aanmelding voor tentamens en examens

  1. De student die ingevolge zijn inschrijving voor de opleiding gerechtigd is tot het afleggen van tentamens en examens, dient zich daarvoor tijdig en deugdelijk aan te melden conform het gestelde bij of krachtens deze regeling.
  2. Per tentamenperiode mag de student zich voor hooguit 8 tentamens aanmelden.
  3. Voor een mondeling af te leggen tentamen dient de student contact op te nemen met de desbetreffende examinator, waarna een aanvraag voor het tentamen bij de Sectie Examens Economie dient te worden ingeleverd.
  4. De examencommissie stelt na overleg met het hoofd van het Bureau Studentenadministratie vast tot welke datum de student zich voor elk schriftelijk tentamen kan aanmelden. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie draagt zorg voor tijdige publicatie van deze data.
  5. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie stelt, na overleg met de examencommissie, nadere regels voor een deugdelijke aanmelding voor de tentamens en examens vast, gelet op de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende opleiding en op de regels en richtlijnen van de examencommissie. Deze nadere regels worden tijdig en genoegzaam bekend gemaakt.
  6. De examencommissie kan van de in het vierde lid bedoelde datum van aanmelding afwijken, indien de student als gevolg van overmacht niet in staat is geweest zich tijdig of deugdelijk aan te melden. Van overmacht kan onder omstandigheden sprake zijn in geval van bijvoorbeeld ziekte of bijzondere familieomstandigheden. De student dient het verzoek daartoe in zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is.
  7. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie kan in andere gevallen dan bedoeld in het zesde lid van de in het vierde lid vastgestelde datum afwijken tot uiterlijk twee werkdagen vóór de dag waarop het tentamen wordt afgelegd, mits hierdoor de deugdelijke voorbereiding van de tentamenzitting niet in gevaar wordt gebracht. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie brengt voor deze afwijking administratiekosten van fl. 30,- (€ 13,50) per tentamen in rekening. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie doet hiervan mededeling aan de examencommissie.
  8. De student die zich niet overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze regeling heeft aangemeld voor een tentamen of examen, kan niet aan het betrokken tentamen of examen deelnemen. Wanneer in afwijking van het voorafgaande toch wordt deelgenomen aan het tentamen of examen, stelt de examinator of de examencommissie geen uitslag vast.

Artikel 11. Vrijstelling van praktische oefeningen

  1. Een verzoek om vrijstelling van de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen als bedoeld in de artikelen van de desbetreffende onderwijs- en examenregeling met betrekking tot practica, wordt door de student schriftelijk, met redenen omkleed en gedocumenteerd tenminste vier weken voordat de praktische oefening, waarvan vrijstelling wordt gevraagd, aanvangt, ingediend bij de examencommissie. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat wordt afgeweken van de in de vorige zin bedoelde termijn.
  2. De examencommissie beslist binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek. De student wordt onverwijld van het besluit in kennis gesteld.

Artikel 12. Vrijstelling van een tentamen of examen

  1. Een verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een tentamen of examen op grond van het bepaalde bij of krachtens de wet wordt schriftelijk, met redenen omkleed en gedocumenteerd ingediend bij de examencommissie.
  2. Met inachtneming van het bepaalde in het artikel van de desbetreffende onderwijs- en examenregeling met betrekking tot vrijstelling van tentamens en examens, neemt de examencommissie een gemotiveerde beslissing binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek. De student wordt van het besluit onverwijld in kennis gesteld.
  3. Indien een student bij of krachtens de wet reeds vrijstelling geniet voor een of meer onderdelen, doet hij hiervan mededeling aan de examencommissie.
  4. Bij de vaststelling van de uitslag van het examen wordt een vrijstelling voor een onderdeel buiten beschouwing gelaten; de vrijstelling wordt op de cijferlijst met een ‘V’ aangeduid.

Artikel 13. Algemene bepalingen over de orde tijdens het schriftelijk tentamen

  1. Tijdens het schriftelijk tentamen is ten minste één examinator aanwezig in de ruimte waar het schriftelijk tentamen wordt afgenomen.
  2. Namens de examencommissie zijn de daartoe aangestelde surveillanten belast met de handhaving van de orde tijdens het schriftelijk tentamen. De surveillanten dienen eventuele aanwijzingen van de examinator op te volgen. De examinator kan tevens surveillant zijn.
  3. Elke deelnemer aan het tentamen dient de aanwijzingen van de examinator of de surveillant op te volgen. Wanneer de deelnemer aan het tentamen de aanwijzingen van de examinator of de surveillant niet opvolgt of geen gehoor geeft aan hun verzoek, kan de examinator hem uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen met als gevolg dat er geen uitslag wordt vastgesteld.

Artikel 14. Specifieke bepalingen over de orde tijdens het schriftelijk tentamen:

Artikel 14.a Het betreden en verlaten van de ruimte waarin het schriftelijk tentamen wordt afgenomen

  1. Alleen de student die zich tijdig en deugdelijk heeft aangemeld voor het schriftelijk tentamen, kan deelnemen aan het desbetreffende tentamen en wordt toegelaten tot de tentamenruimte.
  2. De toelating tot de tentamenruimte is mogelijk tot vijftien minuten na aanvang van het desbetreffende schriftelijk tentamen. De student die na aanvang van het desbetreffende tentamen alsnog wordt toegelaten tot de tentamenruimte, draagt er zorg voor dat hij zo min mogelijk overlast bezorgt aan de al aanwezige studenten.
  3. De deelnemer aan het schriftelijk tentamen mag de ruimte niet eerder verlaten dan één uur na aanvang van dat tentamen. De student die vóór afloop van het desbetreffende tentamen de tentamenruimte verlaat, draagt er zorg voor dat hij zo min mogelijk overlast bezorgt aan de nog aanwezige studenten.
  4. Toiletbezoek tijdens het tentamen is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. In bijzondere gevallen kan de examinator of de surveillant aan de deelnemer aan het tentamen op zijn verzoek toestemming geven om tussentijds onder begeleiding de tentamenruimte te verlaten wegens toiletbezoek vanaf één uur na de aanvang van het tentamen tot een half uur vóór het einde van het tentamen.
  5. Het is niet toegestaan te roken in de tentamenruimte.
  6. Jassen en tassen mogen niet in de tentamenruimte worden meegenomen. In afwijking hiervan kan de examinator of de surveillant toestaan dat de jassen en tassen geplaatst worden vóór of aan de zijkant van de tentamenruimte.

Artikel 14.b De orde tijdens het schriftelijk tentamen zelf

  1. De deelnemer aan het tentamen dient zich tijdens het tentamen op verzoek van de examinator of surveillant te legitimeren met een geldig bewijs van inschrijving (collegekaart) of een ander rechtsgeldig legitimatiebewijs.
  2. Op de tafel van de deelnemer mogen uitsluitend aanwezig zijn het geldig bewijs van inschrijving (collegekaart) of een ander rechtsgeldig legitimatiebewijs, het bewijs van aanmelding, de opgave, het papier om de opgave uit te werken, schrijfgerei en liniaal. Met toestemming van de examinator mag er voorts aanwezig zijn: literatuur en ander studiemateriaal uitsluitend voor eigen gebruik.
  3. De deelnemer aan het tentamen is verplicht het materiaal dat hij voorhanden heeft, op verzoek van de examinator of surveillant te tonen en desgevraagd te overhandigen.
  4. Alleen het papier dat de Erasmus Universiteit Rotterdam verstrekt, wordt gebruikt bij het schriftelijk tentamen. Het gebruik van eigen papier is niet toegestaan.
  5. De deelnemer aan het tentamen dient zijn naam, handtekening en studie-/examennummer te plaatsen op elk vel papier dat wordt ingeleverd. De examinator of surveillant controleert of dit naar behoren is gebeurd voordat hij het tentamen in ontvangst neemt. De uitwerking dient te worden ingeleverd bij de examinator of surveillant.

Artikel 14.c Fraude

  1. Onder fraude wordt verstaan: het handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.
  2. Indien raadpleging van literatuur of andere bronnen tijdens het tentamen is toegestaan, en ook indien aantekeningen in de tekst zijn toegelaten, geeft de examencommissie of examinator hieraan bekendheid bij de bekendmaking, bedoeld in artikel 15, en door een vermelding op het tentamenformulier.
  3. Het is de student verboden:
    1. tijdens het tentamen boeken, syllabi, aantekeningen of andere bronnen (bijvoorbeeld programmeerbare rekenmachines, mobiele telefoons, 'buzzers', 'message watches'), waarvan raadpleging niet uitdrukkelijk krachtens het voorgaande lid is toegestaan, te raadplegen of bij zich te hebben;
    2. tijdens het tentamen bij medestudenten af te kijken of met hen op welke wijze dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uit te wisselen;
    3. zich tijdens het tentamen uit te geven voor iemand anders;
    4. zich op het tentamen door iemand anders te laten vertegenwoordigen;
    5. de hem of haar uitgereikte vragenformulieren en/of antwoordformulieren te verwisselen of met anderen uit te wisselen;
    6. zich, voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen is vastgesteld, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van dat tentamen;
    7. op enige andere wijze door handelen of nalaten het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.

Artikel 14.d Sancties

  1. De student die handelt in strijd met het bij of krachtens de artikelen 14.a, 14.b en 14.c bepaalde of gelegenheid geeft tot handelingen in strijd met deze bepalingen, maakt zich schuldig aan fraude.
  2. Wanneer terzake van het afleggen van een tentamen fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of de surveillant dit terstond mede aan de student, maakt daarvan aantekening op het door de student in te leveren werk en neemt de eventuele bewijsstukken in. De student wordt in de gelegenheid gesteld het werk af te maken en in te leveren.
  3. De surveillant of de examinator maakt in een schriftelijk verslag melding van de geconstateerde of vermoede fraude. Indien de student heeft geweigerd eventuele bewijsstukken te overhandigen wordt dit in het schriftelijk verslag vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld een schriftelijk commentaar bij het schriftelijk verslag van de surveillant of de examinator te voegen. Het schriftelijk verslag en het eventuele schriftelijke commentaar worden zo spoedig mogelijk ter hand gesteld van de examencommissie.
  4. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, herhaalde fraude daaronder begrepen, kan de examencommissie aan de student sancties opleggen, waaronder in ieder geval de volgende:
    1. berisping;
    2. ongeldigverklaring van het betrokken tentamen;
    3. uitsluiting van het desbetreffende tentamen voor ten hoogste één jaar;
    4. uitsluiting van één of meer tentamenronden;
    5. een combinatie van bovenstaande maatregelen.

    Voordat de examencommissie een besluit neemt, stelt zij de student in de gelegenheid terzake te worden gehoord.

Artikel 15. De vragen en opgaven

  1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de tentamenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs, dat op het tentamen voorbereidt, in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk een maand voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt.
  2. De vragen en opgaven van het tentamen zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de tentamenstof.
  3. Het tentamen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm.
  4. De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en zijn zodanig gesteld of bevatten zodanige aanwijzingen dat de student kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn.
  5. Geruime tijd voor het afnemen van het desbetreffende tentamen maakt de examencommissie c.q. examinator bekend op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in het artikel van de desbetreffende onderwijs- en examenregeling met betrekking tot de vorm van de tentamens.
  6. Geruime tijd voor het afnemen van een schriftelijk tentamen stelt de examinator de studenten in de gelegenheid kennis te nemen van een modeltentamen dat hij representatief acht voor de te bestuderen stof.
  7. De duur van het tentamen is zodanig dat examinandi, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden.
  8. Waar mogelijk, mogen de tentamenopgaven door de student na afloop van het tentamen worden meegenomen.

Artikel 16. De beoordeling

  1. (Deel)tentamens worden beoordeeld met een cijfer op de schaal 1,0 – 10,0, al dan niet op één cijfer achter de komma nauwkeurig, waarbij 5,5 het laagste voldoende cijfer is. Onderdelen van het examen worden beoordeeld met hele (eind)cijfers van de schaal 1 – 10, waarbij het laagste voldoende cijfer een 6 is. Cijfers voor (deel)tentamens lager dan 4,5 zijn niet toegestaan. Cijfers voor onderdelen van het examen lager dan 5 zijn niet toegestaan.
  2. Ingeval tentamencijfers gemiddeld moeten worden gelden de volgende regels:
  3. De beoordeling van subonderdelen vindt plaats op basis van de uitslag(en) van het (de) tentamen(s), met inachtneming van de vorige leden. Indien de cijfers van de subonderdelen gemiddeld moeten worden, gebeurt dit overeenkomstig het tweede lid.
  4. De student is geslaagd voor:

    indien hij voldoet aan de eisen van het desbetreffende examen, zoals vermeld in de Bijlagen bij de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende opleiding.

  5. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt zo mogelijk aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het tentamen bijgestelde, model-antwoorden en normen.
  6. De wijze van beoordeling is zo doorzichtig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen, examen(sub)onderdeel of examen tot stand is gekomen.
  7. Als voor eenzelfde (sub)onderdeel een tweede of volgende keer tentamen wordt afgelegd, geldt het hoogste behaalde resultaat.

Artikel 17. De nabespreking

  1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de geëxamineerde. Alsdan wordt de gegeven uitslag gemotiveerd.
  2. Gedurende een termijn van vier weken, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag, kan de geëxamineerde, die een tentamen anders dan mondeling heeft afgelegd aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking geschiedt op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.
  3. Indien door of vanwege de examencommissie of de examinator een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de geëxamineerde een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve bespreking aanwezig is geweest en het desbetreffend verzoek motiveert of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.
  4. Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie dan wel examinator aan de geëxamineerde gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met model-antwoorden.
  5. De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 18. De maatstaven

  1. De examencommissie c.q. examinator neemt bij de beslissingen, die zij moeten nemen, tot richtsnoer de volgende maatstaven - en weegt bij strijdigheid het belang van hantering van een maatstaf tegen dat van de andere af -:
    1. het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen, (sub)onderdeel of examen;
    2. doelmatigheidseisen, onder meer tot uitdrukking komend in een streven om:
      • tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang met de studie maken, bij de voorbereiding van een examen of tentamen zoveel mogelijk te beperken;
      • studenten zo snel mogelijk te bewegen hun studie af te breken, indien het slagen voor een examen of tentamen onwaarschijnlijk is geworden;
    3. bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen;
    4. mildheid ten opzichte van studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld in de voortgang van hun studie vertraging hebben ondervonden.

Artikel 19. Afwijkingsmogelijkheden en hardheidsclausule

  1. De examencommissie of examinator stelt, alvorens een beslissing te nemen over toepassing van een in de onderwijs- en examenregeling of in deze regels en richtlijnen geboden afwijkingsmogelijkheid, de studieadviseur of studentendecaan in de gelegenheid van raad en advies te dienen indien de student c.q. geëxamineerde hierom verzoekt.
  2. Indien door een examinator van enige in het eerste lid bedoelde afwijkingsmogelijkheid wordt gebruik gemaakt, stelt deze de examencommissie daarvan in kennis.
  3. In zeer uitzonderlijke individuele omstandigheden waarbij toepassing van een of meer bepalingen uit de onderwijs- en examenregeling en/of deze regels en richtlijnen leidt tot apert onredelijke en/of onbillijke situaties ten aanzien van een student, kan een student een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek om afwijking van bedoelde bepaling(en) indienen bij de examencommissie.
    De examencommissie kan, gehoord de desbetreffende examinator(en) en de studieadviseur of studentendecaan, afwijken van bedoelde bepaling(en) ten gunste van de student.

Artikel 20. Wijzigingen van deze regelen en richtlijnen

Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten of geëxamineerden hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 1998.

Aldus vastgesteld bij besluit van de Examencommissie Economische Wetenschappen op 11 november 1998.

Gewijzigd bij besluit van de Examencommissie Economische Wetenschappen op 14 juni 2000.

 17-1-2002